Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) heeft beroep aangetekend tegen de tuchtuitspraak van de Accountantskamer inzake het handelen van een KPMG-accountant in de derivatenzaak Vestia. SOBI is op zich tevreden over het feit dat de accountant op 19 augustus een berisping kreeg wegens het onvoldoende controleren van de derivatenportefeuille van Vestia waardoor de corporatie ruim 2 miljard euro verlies leed. Maar SOBI-voorzitter Pieter Lakeman meent dat de Accountantskamer óók een uitspraak had moeten doen over de onjuiste waardering door de accountant van de rentederivaten.
In het beroepschrift van SOBI wordt aangevoerd dat de KPMG-accountant zijn beroep in diskrediet heeft gebracht. Hij deed dat door ‘het goedkeuren van een jaarrekening waarin misleidende informatie over verhandelde rentederivaten en een te hoog resultaat en eigen vermogen’ waren opgenomen. SOBI meent dat de fouten van KPMG niet het gevolg zijn van het onvolledig bijhouden van het controledossier of een onvolledige controle, maar voortvloeien uit het onjuist lezen en/of toepassen van waarderingsregels.
Pieter Lakeman stelt dat de Accountantskamer dat verschil miskent en vindt het onjuist dat eerder op dit punt door hem ingediende klachten zijn genegeerd. De Accountantskamer beperkte zich volgens Lakeman ten onrechte tot een uitspraak over de ontoereikende controle door KPMG en het onvoldoende bijhouden van een controledossier: “Men richt zich primair op puur administratieve aspecten die maatschappelijk gezien van veel minder belang zijn dan zwaarwegende zaken als misleidende jaarrekeningen en onjuiste jaarcijfers. Er wordt te veel naar allerlei regeltjes en te weinig naar de echte inhoud gekeken. Die verontrustende trend wordt steeds sterker. Als de procedures maar deugen, doet de inhoud er blijkbaar minder toe.”
De Accountantskamer ging volgens SOBI ten onrechte voorbij aan een zwaarwegende zaak als de onjuiste waardering van rentederivaten, zogenaamd omdat de Accountantskamer eerder al zou hebben geconstateerd dat er onvoldoende controle was uitgeoefend. De beperktere taakopvatting van de Accountantskamer leidt er in de optiek van SOBI toe dat men steeds terughoudender wordt met het bestraffen van accountants die onjuiste jaarrekeningen hebben goedgekeurd. SOBI vreest dat de Accountantskamer zich – mede onder invloed van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), die vrijwel uitsluitend klaagt over procedureschendingen – vooral richt op strikt procedurele zaken als de volledigheid van dossiers en controletechnieken en te weinig op essentiële zaken als het ten onrechte goedkeuren van onjuiste waarderingsregels.
De Accountantskamer heeft zich ook niet verdiept in de vraag of KPMG het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht door verkeerde waarderingsregels toe te passen. Terwijl KPMG in een eerder stadium nota bene zélf besloot om haar aanvankelijk afgegeven goedkeurende verklaring weer in te trekken. De zaak KPMG/Vestia kwam aan het rollen toen SOBI op 2 mei 2012 een klacht wegens onjuiste waardering van rentederivaten had ingediend. Een half jaar na de SOBI-klacht volgde die van de AFM en later ook nog een van Vestia.
In het beroepschrift van SOBI wordt aangevoerd dat de KPMG-accountant zijn beroep in diskrediet heeft gebracht. Hij deed dat door ‘het goedkeuren van een jaarrekening waarin misleidende informatie over verhandelde rentederivaten en een te hoog resultaat en eigen vermogen’ waren opgenomen. SOBI meent dat de fouten van KPMG niet het gevolg zijn van het onvolledig bijhouden van het controledossier of een onvolledige controle, maar voortvloeien uit het onjuist lezen en/of toepassen van waarderingsregels.
Pieter Lakeman stelt dat de Accountantskamer dat verschil miskent en vindt het onjuist dat eerder op dit punt door hem ingediende klachten zijn genegeerd. De Accountantskamer beperkte zich volgens Lakeman ten onrechte tot een uitspraak over de ontoereikende controle door KPMG en het onvoldoende bijhouden van een controledossier: “Men richt zich primair op puur administratieve aspecten die maatschappelijk gezien van veel minder belang zijn dan zwaarwegende zaken als misleidende jaarrekeningen en onjuiste jaarcijfers. Er wordt te veel naar allerlei regeltjes en te weinig naar de echte inhoud gekeken. Die verontrustende trend wordt steeds sterker. Als de procedures maar deugen, doet de inhoud er blijkbaar minder toe.”
De Accountantskamer ging volgens SOBI ten onrechte voorbij aan een zwaarwegende zaak als de onjuiste waardering van rentederivaten, zogenaamd omdat de Accountantskamer eerder al zou hebben geconstateerd dat er onvoldoende controle was uitgeoefend. De beperktere taakopvatting van de Accountantskamer leidt er in de optiek van SOBI toe dat men steeds terughoudender wordt met het bestraffen van accountants die onjuiste jaarrekeningen hebben goedgekeurd. SOBI vreest dat de Accountantskamer zich – mede onder invloed van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), die vrijwel uitsluitend klaagt over procedureschendingen – vooral richt op strikt procedurele zaken als de volledigheid van dossiers en controletechnieken en te weinig op essentiële zaken als het ten onrechte goedkeuren van onjuiste waarderingsregels.
De Accountantskamer heeft zich ook niet verdiept in de vraag of KPMG het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht door verkeerde waarderingsregels toe te passen. Terwijl KPMG in een eerder stadium nota bene zélf besloot om haar aanvankelijk afgegeven goedkeurende verklaring weer in te trekken. De zaak KPMG/Vestia kwam aan het rollen toen SOBI op 2 mei 2012 een klacht wegens onjuiste waardering van rentederivaten had ingediend. Een half jaar na de SOBI-klacht volgde die van de AFM en later ook nog een van Vestia.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten