donderdag 24 november 2022

Gerechtshof: met Europese regelgeving strijdige pensioenwet heeft voorrang

De Nederlandse pensioenwetgeving is strijdig met de Europese regelgeving. Dat zegt Pieter Lakeman van Stichting Onderzoek Bedrijfsinformatie SOBI in reactie op een uitspraak van de Ondernemingskamer.

Hij vroeg in juli de Ondernemingskamer de jaarrekening van enkele pensioenfondsen te vernietigen. Dit verzoek is afgewezen. De Ondernemingskamer meent dat Nederlandse wetgeving niet voldoet aan de Europese pensioenrichtlijn IORP, maar toch nageleefd moet worden.

Lakeman: ‘Wij zijn echter met het Europese Hof van Justitie - dat zich hierover op 18 januari uitsprak - van mening dat rechterlijke instanties afwijkende nationale wetten zoveel als mogelijk moeten interpreteren volgens het Europees Unierecht.’

De SOBI-voorzitter vindt dat ook de rekenrente volgens Europese regelgeving vastgesteld moet worden. Die bepaalt dat rekening gehouden moet worden met het beleggingsrendement. Lakeman zegt dat De Nederlandsche Bank (DNB) pensioenfondsen verplicht een rekenrente te gebruiken waarin het beleggingsrendement niet voorkomt, de risicovrije rente. Daardoor vallen resultaat en eigen vermogen in totaal vele tientallen miljarden euro’s te laag uit. De in het boekjaar 2021 toegepaste rekenrente bedroeg minder dan 0,6% terwijl het gemiddelde beleggingsrendement van de Nederlandse pensioenfondsen al tientallen jaren ruim 5% á 6% bedraagt. Volgens de SOBI-voorzitter hebben de pensioenfondsen voldoende middelen om ook premies en pensioenuitkeringen met terugwerkende kracht in belangrijke mate te herzien.

Hij zegt dat in oktober tijdens de zitting bij de Ondernemingskamer al bleek dat de Nederlandse wet niet voldoet aan de Europese IORP-richtlijn. Een strijdpunt was de vraag of Europese regelgeving bóven een juiste interpretatie van de Nederlandse wet gaat. De Ondernemingskamer heeft het verzoek tot vernietiging van de jaarrekening mede op grond van de volgende argumenten afgewezen.
De Ondernemingskamer mag naar eigen zeggen niet op grond van een bepaling van een richtlijn een daarmee strijdige bepaling van haar nationale recht buiten toepassing laten wanneer daardoor een extra verplichting aan die particulier wordt opgelegd en verwijst voor haar oordeel naar de uitspraak van het Hof van Justitie van 18 januari 2022. Het Europese Hof neemt in die uitspraak een ander standpunt in. ‘[…] dat in het beginsel van voorrang van het Unierecht de bevestiging besloten ligt dat het Unierecht voorrang heeft op het recht van de lidstaten dat het alle instanties van de lidstaten ertoe verplicht om volle werking te verlenen aan de verschillende normen van de Europese Unie, aangezien het recht van de lidstaten niet kan afdoen aan de werking die op het grondgebied van deze staten toekomt aan die verschillende normen. […] Dit beginsel verplicht de nationale rechterlijke instanties met name ertoe om […] hun nationale recht zoveel mogelijk in overeenstemming met het Unierecht uit te leggen.’
Een ander argument is volgens de Ondernemingskamer dat Nederland met het oog op voldoende bescherming van de belangen van de deelnemers en de pensioengerechtigden aanvullende en meer uitvoerige voorwaarden op kan leggen. Voor zover de door DNB gehanteerde rentetermijn betrekking heeft op strengere uitgangspunten dan genoemd in artikel 13 lid 4 van de pensioenrichtlijn is dat dus in overeenstemming met het doel en de strekking van de pensioenrichtlijn. SOBI heeft echter betoogd dat de door DNB verplichte rekenrente niet een aanvullende voorwaarde is, maar een met artikel 13 lid 4 strijdige voorwaarde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten